Compatibel glazuur: Klei en glazuren krimpen tijdens het stookproces. Het percentage van de krimp wordt uitgedrukt in percentage, dit noemt met krimpcoëfficiënt. Wanneer de krimpcoëfficiënt van de klei dicht bij de krimpcoëfficiënt van de glazuur is, kun je zeggen dat ze compatibel zijn. Er ontstaat dan ook zelden craquelé.
Cone: Bij het bakken van keramiek en glazuren, is niet alleen de temperatuur van belang maar ook hoe lang de oven er over doet om de gewenste temperatuur te bekomen. Deze tijd- en temperatuurverhouding wordt in cones uitgedrukt, lees meer op de pagina van het bakproces.
Craquelé: Barstjes in de glazuur wordt craquelé genoemd. Craquelé ontstaat door spanning, wanneer de glazuur meer krimpt dan de klei. Bij de Classic Crackles van Mayco en bij Raku stoken is dat een gewenst effect. Het wordt niet aangeraden om geglazuurde oppervlakte die craquelé vertonen te gebruiken voor " natte voeding". Door de barstjes in de glazuur kunnen oliën en sappen van de voeding vlekken veroorzaken in de scherf en er kunnen zich bacteriën in nestelen.
Glazuur: Een glazuur is een samenstelling van grondstoffen die door verhitting gaan versmelten tot een glasachtige laag die zich hecht aan het kleioppervlak. Deze glasachtige laag kan zowel van esthetische als van functionele aard zijn. Een glazuur kan de kleischerf verfraaien, waterdicht maken en mooi glad maken zodat het hygiënischer en gemakkelijker te onderhouden is.
Dekkend: het kleilichaam zal niet door het glazuur heen zichtbaar zijn, en bij een stevige dekking zal de kleur uniform zijn. In het Engels spreekt men van " Opaque".
Eigenschappen van glazuur: mat/ glanzend --- lopend/niet-lopend --- transparant/dekkend --- geschikt voor voeding/ niet geschikt voor voeding --- één-kleurig /meer-kleurig. In het Engels spreekt men van " Glaze performance".
Eigenschappen van klei: met chamotte / zonder chamotte --- kleur --- stookbereik --- hardheid
Gekleurd-transparant: Een gekleurd-transparant glazuur is vergelijkbaar met een helder gekleurd glas. Onderliggende kleuren of motieven blijven zichtbaar maar worden beïnvloed door de tint van het glazuur. Bij oppervlaktes met structuur zal de kleur in de groeven donkerder tonen waardoor de structuur extra geaccentueerd word.
Onderglazuur: Een onderglazuur heeft als hoofdbestanddeel klei, pigmenten en oxides. Tijdens het stookproces vindt er geen verglazing plaats. Een onderglazuur blijft meestal mat, dof en poreus waardoor het aan te raden is om er nog een glazuur over te zetten voor gebruiksgoed.
De scherf: Klei die minstens één keer gebakken is noemen we de scherf.
Lusters: Edelmetalen voor de keramiek. De bekendste zijn goud, wit goud en parelmoer. Ze komen in vloeibare vorm en worden aangebracht op gebakken glazuur. Daarna volgt een derde bakbeurt op 720° .
Semi-transparant glazuur: Een semi-transparant glazuur is vergelijkbaar met gekleurd-gewolkt glas; de ondergrond is nog zichtbaar maar eerder troebel.
Meerkleurig glazuur: Een meerkleurig glazuur vertoond meer dan 1 kleur of tint. Het is afhankelijk van de dikte waarop het glazuur gezet word welk tint of kleur overheerst. In het Engels spreekt men van " Breaking ".
Slip: Vloeibare klei. Meestal, als men praat over slip, bedoelt men vaste klei vermengd met water. Al dan niet gekleurd, wordt het aangebracht op natte klei voor tal van technieken. Vloeibare klei om in gipsen mallen te gieten, gietklei, wordt ook wel eens slip genoemd.
Stookbereik: Zowel klei als glazuur heeft een minimum en maximum temperatuur waarop het gestookt kan worden, dat noemt men het stookbereik. Ook al wordt er een stookbereik genoemd, kunnen de eigenschappen van het product verschillen bij de minimum temperatuur van de eigenschappen bij de maximum temperatuur.
Textuur: Is een synoniem voor oneffenheden. Dat kan betrekking hebben op het kleioppervlak of het glazuuroppervlak.
Transparant: De scherf zal zichtbaar blijven doorheen de glazuur.